20 jaar SIVS (4): “De rauwe werkelijkheid”

De Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa (SIVS) bestaat twintig jaar. In die tijd is er 8,5 miljoen euro uitgekeerd aan 14.000 nabestaanden en heeft de stichting meer dan 22.000 aanvragen behandeld. In ‘20 jaar SIVS’ komen betrokkenen aan het woord. In dit vierde deel vertelt Paul Metsemakers van verzekeraar a.s.r. “de rauwe werkelijkheid”.

Paul vertelt zijn verhaal noodgedwongen via de telefoon. Hij maakt al snel een ontzettend bevlogen indruk. De oorlog heeft hem gegrepen, eind jaren tachtig, op een verjaardag van een medestudente. “Ik studeerde rechten en zat bij de studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen in Utrecht, samen met veel Joodse studenten. Tijdens haar verjaardag werd zij ineens heel treurig, dus ik vroeg haar wat er was. Haar antwoord ‘Heb jij nog veel familie?’ ben ik nooit vergeten. Op dat moment realiseerde ik me voor het eerst dat de oorlog voor veel mensen nog heel dichtbij is.”

Maatschappelijke opdracht

Paul is in 1968 geboren en heeft geen persoonlijke associatie met de oorlog. “Mijn ouders hebben ‘m meegemaakt, maar hebben niet geleden.” Zo’n negentien jaar geleden wordt hij ‘per toeval’ contactpersoon bij het toenmalige Fortis/AMEV voor de Joodse polissen. “Mijn directeur vroeg of het niks voor mij was om me te buigen over die Joodse oorlogstegoeden. En wat eigenlijk begon als een maatschappelijke opdracht, heeft ertoe geleid dat ik me steeds meer bewust ben geworden van het onbeschrijflijke leed. Ik ervaar het als mooi werk dat ik daar een heel klein deel van kan verzachten.”

Archieven doorspitten

Het werk van Paul start rond 2001 met het doorspitten van (oude) archieven. Samen met een paar collega’s gaat hij op zoek. Zijn er nog polissen? Wat is er nog te vinden? Zijn Joodse polissen wel/niet uitgekeerd? Hoe kunnen we zo goed mogelijk zoeken naar niet-uitgekeerde polissen? En hoe krijgen we de diverse archieven van allerlei rechtsvoorgangers van a.s.r. toegankelijk? “Hamvraag in het begin was vooral HOE we het moesten doen”, vertelt Paul. Als een van de collega’s vertelt dat hij aan een cd-rom kan komen waarop alle omgekomen Nederlandse Joden staan vermeld, helpt dat enorm bij de zoektocht. “Maar het maakt het ook extra zwaar”, benadrukt Paul. “De oorlog komt zo dichtbij, als je al die namen van families ziet die zijn vermoord.”

Onze rol als land

Paul maakt er geen geheim van. Doordat hij de archieven van de diverse rechtsvoorgangers van a.s.r. – waaronder AMEV (De Utrecht), Stad Rotterdam, De Amersfoortse, maar ook de Britse verzekeraar Gresham – doorstruint, stuit hij ook op verschillen. “De ene verzekeraar heeft het anders aangepakt dan de andere. De Liro-polissen waren vaak gemerkt, maar er zijn ook verzekeraars die een Joodse polis expres niet als een Joodse polis hadden opgeslagen. Een maatschappij als Gresham bijvoorbeeld heeft heel veel polissen niet aan de Duitsers opgegeven, terwijl een andere verzekeraar veel meegaander was. Die verschillen zijn er, tussen mensen en tussen verzekeringsmaatschappijen. Ik ben me door het archiefonderzoek heel bewust geraakt van onze rol als land en daar ben ik enorm van geschrokken. In onze opstelling naar de Joodse gemeenschap zijn we tekort geschoten.”
Hij zoekt hoorbaar naar een concreet voorbeeld. Aan de andere kant van de lijn ritselen papieren. “Neem deze briefwisseling met Liro eind 1942, begin 1943, waarin de roofbank het heeft over ‘eenmaal afgevoerde Joden die toch niet meer terugkomen’. Ik verplaats me op dat soort momenten in die tijd en dan komt het hard binnen. Dat maakt het werk heftig.”

In onze opstelling naar de Joodse gemeenschap zijn we tekort geschoten

Akkoord in 1999

Hij benadrukt het keer op keer. Als hij het heeft over tekortschieten, gaat het vooral over de rol van ons land. “Verzekeraars waren als sector niet de beroerdsten. Natuurlijk hebben ook zij dingen fout gedaan of hadden ze veel eerder aan de bel kunnen trekken, maar het positieve is wel dat de verzekeringssector in 1999 naast de Joodse gemeenschap is gaan zitten om het op te lossen.”
Snel na het bereiken van dat akkoord (waarover in het derde deel van deze serie 20 jaar SIVS meer is te lezen) wordt de Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa (SIVS) opgericht. De Nederlandse verzekeraars krijgen als taak om eerst zelf te zoeken naar Joodse polissen in hun archieven die nooit zijn uitgekeerd. Al snel daarna volgen er namenlijsten die vanuit SIVS naar de verzekeraars worden verstuurd. Met het verzoek in de archieven, gericht op naam, te zoeken naar eventuele niet-uitgekeerde polissen.
Paul: “Wij waren (en zijn) heel blij met de coördinerende rol die de stichting vervult. Het helpt ons als bedrijfstak enorm. Want, laten we eerlijk zijn, het is heel anders voor nabestaanden als er een luisterend oor is en je onafhankelijk wordt ontvangen door een stichting in plaats dat een verzekeraar die nooit heeft uitgekeerd jou te woord staat.”

Historisch archief

Paul is inmiddels al bijna twintig jaar de contactpersoon voor de SIVS en weet als geen ander dat het helpt als medewerkers bij een verzekeraar van de hoed en de rand weten. “Wij beschikken nu over een heel team (onder meer legal, compliance, en een archivaris van het (historisch) archief) dat bij de Joodse polissen is betrokken, maar we maken ons ook druk over de toekomst. Hoe zorgen we ervoor dat de archieven bewaard blijven en dat er opvolging is als wij er niet meer zijn? Ook nieuwe medewerkers van a.s.r. moeten hun weg kunnen vinden in ons polisarchief en het historisch archief waarin we de beschikking hebben over beelden, belangrijke stukken, waaronder de briefwisseling met de Liro-bank, een polis van Otto Frank en kleine archiefkaartjes van mensen die zijn afgevoerd naar concentratiekampen.”
Een deel van dat historische archief was opgenomen in de tentoonstelling ‘a.s.r. doet het, al 300 jaar’, die van januari tot en met juni zou duren. Helaas heeft corona ook in dat geval roet in het eten gegooid, maar Paul acht de kans groot dat de tentoonstelling wordt verlengd. “300 jaar a.s.r. is een groot feest, maar we willen ook rekenschap afleggen over de dingen die we niet goed hebben gedaan of beter hadden kunnen doen. Dat is onder meer terug te zien in de vitrine over de Joodse oorlogspolissen. We kijken daar niet met trots op terug, maar het is wel ons eerlijke en hele verhaal. In die vitrine zie je de rauwe werkelijkheid.”

We willen ook rekenschap afleggen over de dingen die we niet goed hebben gedaan