20 jaar SIVS (5): “Het gaat niet alleen om geld”

De Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa (SIVS) bestaat twintig jaar. In die tijd is er € 8,5 miljoen uitgekeerd aan 14.000 nabestaanden en heeft de stichting meer dan 22.000 aanvragen behandeld. In ‘20 jaar SIVS’ komen betrokkenen aan het woord. In dit vijfde en laatste deel vertelt directeur Henk van der Well zijn ervaringen. “Je moet dit werk wel van je af kunnen zetten.”

Henk is bijna vanaf het begin bij de Stichting Sjoa betrokken. Daarvoor werkte hij veertien jaar lang bij de Stichting 1940-1945, onder meer als coördinator van het Centraal Meldpunt Joodse Oorlogsclaims. Henk kent dus alle ins en outs wel als het gaat om oorlogspolissen. Zelf noemt hij dat een ‘groot voordeel’. “Ik werk nu met drie collega’s bij SIVS, die ook al lang actief zijn. Dat is geen toeval. Het is dankbaar werk, maar je moet het wel van je af kunnen zetten. In de beginjaren hebben we Joodse medewerkers gehad die het werk uiteindelijk niet aan konden.”

“Mensen zijn vooral blij met informatie”

Het komt in het gesprek een paar keer aan de orde. De onderzoeken die Henk en zijn collega’s doen, gaan niet alleen om geld. “Naast de 4,4 miljoen euro die wij als stichting aan de Joodse gemeenschap hebben uitgekeerd, zijn ook de meeste grote polissen inmiddels uitgekeerd. We zijn nu vooral bezig met kleinere polissen. De gemiddelde uitkering in 2019 was 122 euro. Dat zegt genoeg. Het geld is vaak van ondergeschikt belang. Mensen zijn vooral blij met de informatie die wij kunnen verstrekken.”

Dat blijkt. De map waarin reacties worden bewaard, is dik. Heel dik. Het werk van de Stichting Sjoa gaat dan ook veel verder dan het teruggeven van het geld waarop nabestaanden recht hebben. Soms is er onverwachts toch nog ergens een familielid gevonden. En soms wordt er helemaal niks gevonden, maar is de dank toch groot. Mensen voelen zich gehoord. Een kleine greep uit de ontelbare reacties:

“Jaren hebben we hier naar gezocht … ongelooflijk. Ook fijn om te weten dat zij meer aan de Joodse tradities deden dan dat wij dachten.”

“Nu alles mij duidelijk wordt, ben ik u en uw organisatie erkentelijk en kan ik mijn dochters ook een stukje familiegeschiedenis meegeven.”

“U begrijpt dat ik als kind het verdriet heb gezien en gevoeld en ook ik draag het mee in mijn hart. Ik geef de stichting Sjoa alle rechten om onderzoek te doen, ik ben dit verplicht aan mijn dierbaren.”

“Ik ben denkbaar voor het uittreksel uit de stamboom waarmee we weer stukjes uit de droevige legpuzzel in kunnen vullen.”

“Veel belangrijker dan het beetje geld dat nu nog aan een polis ontleend wordt, is de brief zelf met zijn inhoud en opsomming. Deze brief is een oorlogsdocument.”

Wat heb jij zelf met de oorlog?

“Tot mijn studententijd niet veel. Totdat ik een werkcollege kreeg over het verzet in Leiden. Opdracht was om zoveel mogelijk nog levende verzetsmensen in Leiden te interviewen. Ik werd gegrepen door de persoonlijke verhalen. Ze raakten me. Toen iemand me vertelde dat de Stichting 1940-1945 een onderzoeker zocht, heb ik geen moment geaarzeld. Ik heb gesolliciteerd, ben aangenomen en veertien jaar gebleven.”

Hoe ben je bij de Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa (SIVS) terechtgekomen?

“Rond 1998 ontstond er ophef over de Joodse tegoeden. In die tijd is ook het Centraal Joods Overleg (CJO) opgericht dat een meldpunt wilde voor claims. Er werd een beroep gedaan op de Stichting 1940-1945 en uiteindelijk ben ik gevraagd dat meldpunt te coördineren. Daar kwamen allerlei claims binnen, variërend van schilderijen en banktegoeden tot kunst en verzekeringspolissen. In dezelfde periode was het Verbond begonnen met een onderzoek naar verzekeringstegoeden en eind 1999 sloten verzekeraars een akkoord met het CJO. Een van de onderdelen van dat akkoord was de oprichting van een stichting die niet-uitgekeerde polissen alsnog moest uitkeren. De verzekeringssector stelde twintig miljoen euro beschikbaar en ik werd gevraagd om de stichting handen en voeten te geven. Dat leek me een mooie uitdaging.”

En? Werd het dat ook?

“Dat kun je wel zeggen. Voordat we er erg in hadden, waren er 3.000 claims binnen, terwijl we nog geen procedures hadden.”

Waar begin je dan?

“Gewoon bij het begin. Eerst inventariseren wat er ligt en dan prioriteiten stellen. Wij deden dat onder meer op datum van binnenkomst, maar we gaven ook oudere mensen die de oorlog hadden overleefd voorrang.”

Snelheid is nooit onze prioriteit geweest. Zorgvuldigheid wel

Jullie wilden snel zijn?

“Nee, we wilden die mensen met voorrang behandelen, omdat wij vonden dat zij daar het meeste recht op hadden. Snelheid is nooit onze prioriteit geweest. Zorgvuldigheid wel. Wij wilden niet uitkeren aan degene die de claim indient en dan zeggen: hier is het geld, zoek jij het verder uit voor jouw familie. Wij wilden uitkeren aan alle rechthebbenden. Dat vergt onderzoek en dus tijd.”

Hoe lang zijn jullie gemiddeld met één claim bezig?

“Dat is lastig te zeggen. We doen aanvragen en onderzoeken vaak dwars door elkaar heen. Sommige aanvragen vergen maar een uur tijd, terwijl we voor anderen dagen moeten uittrekken.”

Verzekeraars zoeken in hun archieven of een polis wel of niet is hersteld na de oorlog. Wat kunnen jullie daaraan toevoegen?

“Wij doen een eigen onderzoek en zoeken onder meer bij gemeenten, in het nationale archief en bij de belastingdienst of een polis al is hersteld. Pas als we alle gegevens op een rijtje hebben, schrijven we ons rapport en neemt het bestuur een beslissing over de betreffende aanvraag.”

Jullie kunnen terecht in archieven die voor het publiek gesloten zijn?

“Klopt. Het belastingarchief is gesloten. Wij moeten toestemming van nabestaanden hebben voordat we daarin mogen zoeken. En het Nationaal Archief is zo onmetelijk groot dat je daar verdwaalt. Het zoeken naar meneer Cohen uit Amsterdam is bijvoorbeeld niet te doen. Wij mogen bij hoge uitzondering ter plekke dossiers inzien en daar zijn we heel dankbaar voor. De gemeentearchieven ten slotte hebben we nodig voor adresgegevens.”

Jullie maken soms complete stambomen voordat jullie een polis kunnen uitkeren?

“Dat doen we inderdaad. Het komt zelfs geregeld voor dat er niks wordt uitgekeerd, maar mensen informatie krijgen over hun familie die heel waardevol is.”

In de meeste Joodse gezinnen is gezwegen na de oorlog

Het geld is van ondergeschikt belang?

“In de meeste gevallen wel. De uitkeringen zijn soms heel laag, maar wij kunnen informatie geven die eerder niet bekend was. Vergeet niet dat er in de meeste Joodse gezinnen is gezwegen over de oorlog. Bovendien zijn veel mensen na de oorlog geëmigreerd naar Israël of de Verenigde Staten. Zij weten niks van hun familie en zijn blij als blijkt dat ze ergens nog familie hebben.”

Welke claim is jou het meeste bijgebleven?

“Dat zijn er zoveel, maar één geval kan ik me nog goed herinneren. Een man was als kind ondergedoken, apart van zijn ouders. Zij zijn beiden omgebracht en hij dacht al zijn familie in de oorlog te hebben verloren. Wij hebben hem in contact kunnen brengen met een oud familielid die zijn ouders nog had gekend. Dat was mooi!”

Wat doet het onderzoek met jou? Al die lijsten, al die namen. Kun je dat loslaten na het werk?

“Dat is wel een voorwaarde. Ik doe het onderzoek al lang en heb dat moeten leren. Als je constant lijsten met namen en leeftijden voor je ziet van mensen die zijn vermoord, dan krijg je daar beelden bij. En toen ik zelf kinderen kreeg, werd ik extra gevoelig voor de kinderen die op lijsten stonden. Dat moet je van je af zetten. Als mensen mij na het weekend wel eens vragen of ik die film over de oorlog nog heb gezien?, antwoord ik meestal: nee, even niet. In het weekend en in mijn vrije tijd even geen oorlog.”

Toen ik zelf kinderen kreeg, werd ik extra gevoelig voor de kinderen die op lijsten stonden

Naschrift:

Dit was het laatste deel in een serie van vijf over 20 jaar SIVS. De stichting zou oorspronkelijk tot 1 januari 2010 aanvragen in behandeling nemen, maar de termijn is al twee keer met vijf jaar verlengd. Volgens Henk moet het ‘ooit’ stoppen. “We kunnen er niet eeuwig mee door blijven gaan. We zijn nu in een fase beland dat er polissen moeten worden uitgezocht die heel klein en slecht gedocumenteerd zijn. Het wordt ondoenlijk om dat allemaal uit te zoeken.”
De SIVS gaat met andere woorden een andere fase in en richt zijn onderzoeken vooral op de 2.000 namen die nog op lijsten staan, maar één punt wil Henk nog wel maken: “Het archief moet een goede bestemming krijgen. Ooit zal de volgende generatie zich misschien afvragen wat er is gebeurd met het herstel van de Joodse oorlogspolissen. Dan is het goed om te kunnen laten zien wat er tot nu tot is gebeurd.”