20 jaar SIVS (2): “Heftige reis naar Sobibor”

De Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa (SIVS) bestaat twintig jaar. In die tijd is er € 8,5 miljoen euro uitgekeerd aan 14.000 nabestaanden en heeft de stichting meer dan 22.000 aanvragen behandeld. In ‘20 jaar SIVS’ komen betrokkenen aan het woord. In dit tweede deel vertelt nabestaande Lea de la Penha over de “zeer emotionele reis” die zij met haar gezin naar Polen heeft gemaakt.

“Ik vond het in eerste instantie vooral shockerend dat de levensverzekering van mijn opa en oma aan mij en mijn zus is uitgekeerd. Het is bizar om geld van overleden familie te ontvangen. Misschien hebben ze die polis wel kort voordat ze zijn overleden afgesloten.”

Herman en Esther de la Penha-Stibbe

De opa en oma van Lea, Herman de la Penha en Esther de la Penha-Stibbe, worden op 11 juni 1943 om het leven gebracht in Sobibor. Haar vader David, enig kind van Herman en Esther, is uit de crèche weggesmokkeld en bij een onderduikgezin op een scheepswerf in het noorden van het land ondergebracht.
David is ruim één jaar oud als zijn ouders worden omgebracht. Hij moet een groot deel van de oorlogsjaren in een kast doorbrengen. Na de oorlog vertrekt David met andere pleegouders naar Israël, om rond zijn twintigste jaar weer terug te keren naar Nederland. David heeft twee dochters (Esther en Lea) en is in 2012 overleden.

Verzekeringspolis

“Mijn vader is altijd met de oorlog bezig geweest. Ik denk ook dat hij contact met de Stichting Sjoa heeft gehad over de verzekeringspolis van zijn ouders. Ik was er zelf niet actief mee bezig en wist eerlijk gezegd niet dat het liep. De stichting heeft, na het overlijden van mijn vader, contact opgenomen met mijn zus.”

Herman en Esther de la Penha-Stibbe

In de herfst van 2018 krijgt Lea haar deel van de verzekering uitgekeerd. Ze noemt dat “totaal onverwacht” en weet eigenlijk niet zo goed wat ze ermee moet. “Ik vond het vooral heel bijzonder dat ik met het geld van de levensverzekering ‘iets’ van mijn opa en oma ontving. In ieder geval wilde ik het niet aan zoiets ‘gewoons’ als boodschappen of een vakantie uitgeven. Dus hebben we het op een spaarrekening gezet.”

Auschwitz

Als Lea in 2012 met haar zus op een congres is, ontmoet ze een Israëlische en een Poolse archeoloog die het naamplaatje van haar achternichtje en naamgenootje, Lea Judith de la Penha, hebben gevonden bij opgravingen in Sobibor. “Meteen daarna ontstaat al het idee om een bezoek aan Sobibor te brengen”, vertelt Lea. “Dat wilde ik ooit eens doen, maar toen ik het geld in 2018 ontving, vielen ineens alle puzzelstukjes in elkaar: we moeten als gezin naar Polen.”

Samen met haar man, Menno Schokker, en twee dochters (20 en 22 jaar) vliegt Lea begin dit jaar naar Krakau. “We hebben eerst Auschwitz en Birkenau bezocht en dat vonden we allemaal in één woord ‘heftig’.”
Haar man Menno, die ook bij het interview aanwezig is, vult aan dat de wreedheid zo rauw op je dak komt, dat de confrontatie veel pijn doet. “We dachten dat we alles wisten, maar als je daar bent, weet je niks. Het is heel indringend en confronterend om in Auschwitz te zijn.” Lea: “We hebben er zo’n 3,5 uur rondgelopen en waren lam geslagen. Alle vier.”

Sobibor

De dag na het bezoek aan Auschwitz is een van de dochters jarig en wordt er geen kamp bezocht. Weer een dag later gaat het gezin naar Sobibor. Het valt Lea zwaar. “Het bezoek was erg emotioneel, omdat dat de plek is waar mijn grootouders zijn omgebracht. En het is ook de plek waar het naamplaatje van de 6-jarige Lea Judith is gevonden, naast het parkeerterrein bij het museum. Het is te gek voor woorden, maar waar ooit een kamp was waar mensen zijn vergast, staan nu auto’s geparkeerd en ligt een klein strookje groen.”
Ze heeft het naamplaatje van Lea Judith in Majdanek mogen zien en vasthouden, maar daar bleef het bij. “Het naamplaatje is daar gebleven, omdat het Pools eigendom is. Misschien, als ik er heel hard aan zou trekken, kan het mijn eigendom worden, maar dan ligt het hier waarschijnlijk in een la.”

Naamplaatje

Lea heeft wel om een kopie gevraagd en als het goed is, is die in de maak. “Lea Judith was een nichtje van mijn vader. Haar opa was de broer van mijn overgrootvader. Het was heel emotioneel om haar naamplaatje vast te houden. Dichter dan dat kan ik niet bij mijn familie komen.”

Menno: “Aan de andere kant had het ook iets lugubers. Naast het feit dat ze ook Lea heette, hebben haar ouders misschien wel een naamplaatje voor haar gemaakt, zodat ze niet zoek zou raken. In gedachten zie je haar moeder dat plaatje omdoen. En wie heeft het afgedaan? Heeft ze dat zelf gedaan? Heeft haar moeder het weggegooid? Je kunt je er van alles bij voorstellen en tegelijkertijd niets.”

Dozen brieven

Lea is blij dat ze de reis hebben gemaakt. “Ik ben ook blij dat we het zo hebben gedaan. Natuurlijk hadden we het van ons eigen geld kunnen doen, maar het voegt voor mij echt iets toe dat het van dat geld was.”
Ze is naar eigen zeggen niet dagelijks met de oorlog bezig, maar het heeft haar als kind wel gevormd. “De oorlog heeft mijn vader getekend, maar ook mij. Al die ‘gaten’ in de familie, opa’s en oma’s die er niet waren. Na het overlijden van mijn vader heb ik dozenvol gekregen. Niet alle spullen daarin zijn uit de oorlog. Het is het complete dossier dat mijn vader heeft opgebouwd tijdens zijn leven, waaronder veel genealogie, brieven uit de oorlog en zijn persoonlijke dossier. Zowel uit de oorlogsjaren als (vlak) daarna. Ik weet niet zo goed wat ik daarmee moet. Ik wil het niet wegdoen, maar ik wil het ook niet overdragen aan mijn kinderen. Ik moet er wat mee, maar ben er nog niet uit wat.”

De vraag rijst. Wil ze nog iets kwijt? “Ja”, antwoordt ze. Lea roemt het werk van de stichting Sjoa. “Het is mooi werk. Ik vind het alleen ontzettend jammer dat mijn vader het niet meer heeft meegemaakt. Het had hem echt geholpen.”

In het eerste deel van de serie ’20 jaar SIVS’ vertelt voorzitter Ernst Numann over de “heftige verhalen” die hij en zijn medebestuursleden onder ogen krijgen.